taz | 26.07.2017

Die Chancen auf einen Erfolg der Pariser Vereinbarung zwischen zwei Vertretern Ost- und Westlibyens sind schlecht. Die Macht haben andere.

Mirco Keilberth

TUNIS taz | Auf Kritik bei Milizen und Parlamentariern in Libyen stößt die Einigung, die der international anerkannte libysche Premierminister Fayiz Sarradsch und der gegen dessen Regierung kämpfende Armeechef Chalifa Haftar am Dienstag bei Gesprächen mit Frankreichs Präsident Macron in Paris getroffen haben. Die beiden vereinbarten einen Waffenstillstand und einen 10-Punkte-Plan, der zu einem Ende des Bürgerkriegs und zu Parlaments- und Präsidentenwahlen führen soll.

Es ist die erste gemeinsame Erklärung von Vertretern von Ost- und Westlibyen, zwischen denen seit 2014 Bürgerkrieg herrscht. Das 2014 in die Cyrenaika nach Tobruk evakuierte libysche Parlament mit Armeechef Haftar und der als Interimsinstitution in Tripolis geschaffene Staatsrat mit Premier Sarradsch erkennen sich gegenseitig nicht an.

In der gemeinsamen Erklärung verpflichten sich beide, „sobald wie möglich Wahlen abzuhalten und die Waffen schweigen zu lassen“. Der Plan führt ansonsten die Bereitschaft zur Versöhnung, Eingliederung ehemaliger Kämpfer in eine neu zu schaffende Armee und weitere Gespräche aus.

Emmanuel Macron lobte den „historischen Mut“ seiner Gäste, die sich vor allem aufgrund der Weigerung des selbsternannten „Feldmarschalls“ Haftar zuvor nur am Rande von Konferenzen getroffen hatten.

Verhaltenes Echo in Libyen

Doch in Libyen blieb das Echo verhalten. Parlamentspräsident Aguila Saleh in Tobruk, der sich selbst für den eigentlichen Übergangsstaatschef Libyens hält, ignorierte das Pariser Treffen. Die Partei „Justiz und Gerechtigkeit“, in der auch viele aus Ägypten geflohene Muslimbrüder organisiert sind, kritisierte die Vereinbarungen, da sie „nur den Interessen individueller Länder dienen“.

Es entspricht der verworrenen Lage in Libyen, dass die Legitimität der Verhandlungspartner Macrons unklar ist. Die Armee Haftars ist eigentlich nur der Ostteil der früheren libyschen Armee, die er ansonsten mit Stammesmilizen aufgefüllt hat. Sein militärischer Rang wurde vom nach Tobruk gezogenen Parlament zwar bestätigt, aber von vielen west­libyschen Offizieren nicht anerkannt. Nach Paris kam der 74-Jährige ohne Parlamentsbeschluss, auf eigene Faust.

Und während Haftars Armee immerhin in Libyens zweitgrößter Stadt Bengasi islamistische Milizen weitgehend besiegt hat und nun im Süden des Landes auf dem Vormarsch ist, kontrolliert Premierminister Sarradsch in Tripolis nur das Zentrum der Hauptstadt und hat ein paar Ministerien ohne Budget. Unterstützt wird er nur von außen, von EU und UN.

Frankreich ist nicht neutral

Auch Frankreich ist kein neutraler Vermittler in Libyen. Anders als Italien, das mit den Milizen in Tripolis Geheimdiplomatie betreibt und dadurch wieder eine Botschaft in Tripolis eröffnen konnte, setzen die französischen Diplomaten auf ein militärisches Vorgehen gegen Islamisten in Nordafrika und der Sahelzone und damit auf Haftar, der auch von Ägypten militärisch unterstützt wird.

Frankreich schlug sich bereits im vergangenen Jahr offen auf die Seite Haftars und unterstützt ihn in seinem Kampf gegen den sogenannten „Islamischen Staat“ und Islamisten in Bengasi mit Drohnen und Kampfhubschraubern.

In Rom sieht man Macrons Ini­tiative daher kritisch, „gerade weil wir die Leidtragenden der Migrationswelle über Libyen sind“, so ein Diplomat gegenüber der taz in Tunis.

Salafisten und Saudis

Beobachter in Libyen glauben, dass Macron mehr verspricht, als er halten kann. Denn überall im Land haben sich in den letzten Monaten salafistische Gruppen etabliert, die sich gegen Neuwahlen, aber auch gegen Haftar wenden könnten.

Die Fronttruppen von Haf­tars Armee bestehen aus Mudakhali-Salafisten, die dem saudischen Scheich Mudakhali folgen und wie ihre Glaubensgenossen in Ägypten aus Saudi-Arabien bezahlt werden. „Der Schlüssel für den Frieden in Libyen liegt mittlerweile bei den Golfstaaten, die das Machtvakuum füllen, das Europa hinterlassen hat“, so ein Vertrauter von Premier Sarradsch.

Die Salafisten waren nicht nach Paris geladen, ebenso wenig Vertreter der Handelsstadt Misrata, deren Milizen im Westen eine entscheidende Rolle spielen und von Katar und aus der Türkei mit Waffen versorgt werden.

Weder Sarradsch noch Haftar sind die wichtigsten Akteure im libyschen Bürgerkrieg. Im Osten hängt Haftar von den Salafisten und Stämmen ab, also indirekt von Saudi-Arabien – im Westen haben die zahlreichen Stadtteil-Milzen das Sagen, also indirekt Katar. Sie lassen sich in Tripolis direkt von der Zentralbank bezahlen, Sarradsch kann ihnen keine Befehle geben, aber auch nicht ohne sie regieren. Mit deren Kommandeuren wird jedoch nur unter der Hand verhandelt.

Macron ist das egal: Paris setzt in ganz Nordwestafrika auf militärische Lösungen gegen Islamisten und braucht dafür den Schutz von Haftars Armee.

Der Lackmustest für das Pariser Abkommen wird das kommende Wochenende. Der Kommandeur der neugeschaffenen Präsidentengarde in Tripolis, die sich als Gegenspieler zu Haftars Armee begreift, forderte alle Milizen der Hauptstadt ultimativ auf, nichtautorisierte Waffen abzugeben. Das richtet sich vor allem gegen die Milizen aus Misrata.

:::::

Trouw | 27.07.2017

Wat is de wapenstilstand in Libië waard?

De wapenstilstand in Libië lijkt goed nieuws voor het verscheurde Noord-Afrikaanse land én Europa, dat graag een migratiedeal wil sluiten met een stabiele partner. Maar wat is het staakt-het-vuren waard?

Is er, na een onverwachtse wapenstilstand tussen twee van de drie overheden in Libië, nu een strijd gaande tussen Frankrijk en Italië? En wat is een staakt-het-vuren waard in een land waar lokale belangen vaak boven nationale belangen staan?

Deze week ging het opeens snel in het chaotische en gewelddadige Libië. In een kasteel net buiten Parijs werden de premier van de internationaal erkende regering van Libië, Fayez al-Sarraj, en de commandant van de strijdkrachten die het oosten van het land in handen hebben, Khalifa Haftar, het dinsdag eens over een voorwaardelijke wapenstilstand.

Onder bemiddeling van de Franse president Macron, die de twee rivalen op eigen initiatief had uitgenodigd, tekenden ze een gezamenlijke verklaring. Daarin beloven de twee leiders naast een staakt-het-vuren ook om zich te onthouden van geweld dat niet ’strikt voor terreurbestrijding‘ is bedoeld. In het document staat ook dat Sarraj en Haftar ‚zo snel mogelijk verkiezingen‘ zullen houden.

Het zijn grote beloften voor een land dat sinds de val van wijlen leider Moamar Kadafi in 2011, die sinds 1969 aan de macht was, enkel wetteloosheid heeft gekend. Het olieproducerende land is financieel en bestuurlijk ingestort en bestaat sinds de mislukte verkiezingen van 2014 uit twee parlementen en drie machtscentra.

De door de Verenigde Naties gesteunde regering van Sarraj in de westelijke hoofdstad Tripoli, en de naar het oostelijke Tobruk uitgeweken regering van commandant Haftar zijn de belangrijksten. Vandaar dat zij naar Parijs werden geroepen, nadat ze in mei al in Dubai bijna tot een wapenstilstand kwamen.

Gefragmenteerde politiek

Maar de werkelijke macht in Libië ligt, ondanks het recente staakt-het-vuren, nog bij de honderden gewapende groepen die elk een van de overheden steunen. Zo staat de westelijke Zintan-brigade, die een grote rol speelde in de omverwerping van Kadafi, achter de regering van Saraj in Tripoli. Maar een deel is ook gelieerd aan de regering van Haftar in Tobruk. In de kuststad Misrata steunen islamistische strijdgroepen voor een deel Sarraj en een ander deel kiest weer voor zichzelf.

Met zo’n gefragmenteerd politiek en militair landschap is het de vraag in hoeverre Sarraj in de praktijk van zijn achterban steun zal krijgen voor het akkoord met Haftar. Eerdere pogingen om vrede te sluiten liepen stuk op deze wirwar aan strijdgroepen en de onderlinge rivaliteit tussen de diverse milities, die soms gebaseerd zijn op stamverbanden en soms opereren op regionaal – en soms zelfs stadsniveau.

Mensenhandel

Ook heeft de chaos voor veel van die groepen een lucratieve nieuwe handel opgeleverd: die in mensen. Libië, dat lang als het meest welvarend gold in de regio, fungeert sinds de ineenstorting van de staat als springplank naar Europa voor vluchtelingen en migranten uit het Midden-Oosten en Afrika bezuiden de Sahara.

Die migratie-economie en de verspreide aanwezigheid van Islamitische Staat sinds 2014, heeft tot Macrons bemiddeling geleid. Europa, dat het maar niet eens wil worden over een effectief en gezamenlijk vluchtelingen -en migratiebeleid, heeft een stabiel en eensgezind Libië nodig. Om terreur te bestrijden en om migratiedeals mee te sluiten. Net zoals bij doorvoerlanden als Niger, wil de EU Libië geld bieden om mensen uit Europa te weren.

Maar Macrons solistische voortvarendheid wordt in Italië niet gewaardeerd. Rome ziet zichzelf, als eerste aankomstland van migranten uit Libië, als natuurlijke gesprekspartner van de regering in Tripoli. Italië had ook al het voortouw genomen in pogingen vrede te brengen in zijn voormalige Noord-Afrikaanse kolonie.

„Macron wil veel meer betrokken zijn in Libië. Dat is goed, maar hij heeft ons weggezet. We werden niet geraadpleegd“, zei een diplomaat in het Italiaanse ministerie van buitenlandse zaken, die niet genoemd wilde worden vanwege de gevoeligheid van de kwestie, tegen persbureau Reuters. De Italianen zijn ook van mening dat Macron met de overeenkomst commandant Haftar, ooit een strijdmakker van Kadafi en in Rome gezien als dwarsliggende krijgsheer, onterecht legitimeert.

Deze zet van Macron komt boven op de eenzame positie die Italië in Europa heeft als het op het migrantenvraagstuk aankomt. Rome voelt zich enorm in de steek gelaten door de andere EU-lidstaten in de opvang van asielzoekers. Van de afgesproken Europese spreiding komt weinig terecht.

Met zo’n ijzig diplomatiek klimaat en botsende Europese belangen lijkt de wapenstilstand in Libië geen stevig fundament te hebben.

Tripoli vraagt Italië om hulp

De internationaal erkende Libische regering in Tripoli heeft Italië om hulp gevraagd bij de bestrijding van mensensmokkel in de Libische territoriale wateren, zei de Italiaanse premier Paolo Gentiloni gisteren. Gentiloni voegde eraan toe dat de steun, als het parlement ermee instemt, ’noodzakelijk‘ is en „wordt uitgevoerd in Libische wateren door marineschepen vanuit Italië“. Mensensmokkelaars die vanuit Libië opereren, hebben sinds 2014 honderdduizenden migranten over zee naar Italië gesmokkeld.